Van het CIS het Jesaja Project deel 1

G’ds onuitputtelijke geduld (n.a.v. Jesaja 1)
Intro op het Jesaja-project
Nadat ik heb mogen meewerken aan het Parasja-project (over elk hoofdstuk uit de Thora) en het Mattheus-project helpt dit nieuwe project mij me te richten op het boek Jesjaja (de Joodse schrijfwijze van Jesaja). 

Ik wil kort delen hoe ik hier, als orthodoxe Jood, mee omga. Het leren van de parasja (het hoofdstuk uit de Thora dat elke week in de synagoge gelezen wordt volgens een vast rooster) doe ik al tientallen jaren. Er is een onafzienbare hoeveelheid van studies over werkelijk elke zin uit de parasja van de betreffende week. Het was niet moeilijk om hieraan mee te doen. 
Het Mattheus project was voor mij van geheel andere allure – ik las (voor het eerst) delen van dat boek en ik voelde mij vrij in te haken op welke zin dan ook, en daar iets over te schrijven vanuit Joodse visie. Door de manier waarop ik dit boek uit het Nieuwe Testament als Jood las, kreeg elke bijdrage van mij daarover iets mee van “originaliteit” van de tekst van Mattheus. Mattheüs is immers zelf ook van Joodse oorsprong en er vond vaak iets van herkenning plaats. Ik voelde me als een geëerde ‘gast’ met mijn inbreng en de feedback van dr. Michael Mulder was altijd verrijkend, wat mij sterkte in mijn inbreng. 
Het Jesjaja project is heel anders… Ik ‘speel hier een thuiswedstrijd’…. Het gaat hier om het Oude Testament. Het gaat hier dus over teksten die de kern vormen van het Joodse geloof. G’d zelf is te horen via de uitspraken van Zijn profeten. Ik voel dat ik veel meer moet oppassen. Ik ben hier geen gast, ik voel mij vertegenwoordiger van het Jodendom. Dat legt meer verantwoordelijkheid bij mij. Daarbij komt nog dat, hoe gek het ook klinkt, de profetische boeken uit de Bijbel niet in het brandpunt van het Joodse ‘lernen’ liggen. Dat zijn veel meer de Pentateuch, de Misjna en Talmoed, en de praktisch-wettelijke (halacha) conclusies uit die bronnen. Dus wat dat betreft voel ik me enigszins op vreemd terrein. Ik hoop de genoemde verantwoordelijkheid waardig te zijn in dit en de volgende artikelen.

Jesaja 1
Na dit inkijkje in mijn beleving, sla ik hoofdstuk 1 open van Jesjaja. Dit is niet de eerste profeet die wij tegenkomen in de Bijbel. Mosje, Nathan, Eli-jahoe, Elisja en anderen gingen hem voor, maar dit is de eerste profeet die een volledig boek op zijn naam heeft in de Bijbel. Er komen veel onderwerpen aan bod die alle de moeite waard zijn in de schijnwerpers te gezet te worden. Ik wil er voor nu slechts één uitnemen: het onuitputtelijke geduld van G’d om Zijn kinderen te accepteren.
Veel verzen in dit hoofdstuk staan in het teken van breuk met het Joodse volk. Het gaat om een zondig volk (2-6), dat al veel heeft verloren (7-9). Zelfs de Tempeldienst is niet meer gewild in G’ds ogen (11-15). En dan, uit het niets, lezen we de ommekeer (16-19): zodra het Joodse volk zich weer aan G’ds geboden zal houden, zal Zijn zegen weer overvloedig aanwezig zijn. 
Deze zelfde dynamiek zien we ook in het laatste deel van dit hoofdstuk. Er spreekt grote troost uit deze profetie: nooit zal G’d definitief breken met Zijn volk. Als zij hun daden ten goede veranderen, zal G’ds zegen gul vloeien, en Hij zal eeuwig geduldig wachten op deze ommekeer in de daden van de mens. 

G’ds geduld
Hetzelfde thema van Gods geduld is uitdrukkelijk aanwezig in Leviticus 26. In verzen 16-41 staan de meest verschrikkelijke vervloekingen, die verzacht worden vanaf vers 42. Een vergelijkbare overgang is te zien tussen Deuteronomium 29 en daarna hoofdstuk 30. G’d zal steeds bereid zijn vergiffenis te schenken – het geduld is nooit op. En juist hieruit blijkt voor ons mensen Zijn kracht. 
Dit is kernachtig uitgedrukt in een van de voor mij mooiste verzen van de hele Bijbel. Psalm 130:4 luidt: “het vergeven is U eigen, en dat wekt ontzag voor U”. 
Hoe anders is dat met de menselijke geest, die zichzelf al gauw afdoet met “sukkel” als je een ander maar blijft vergeven….
.Dani Evers is geboren in 1967 in Amsterdam en woont sinds 1985 in Israël. In Israël studeerde hij jaren aan Talmoed hogescholen (jesjiewot), zijn hart ligt daar eigenlijk nog steeds, ook al is hij van beroep docent software aan de Technische hogeschool. In 2021 promoveerde hij aan de UvA bij de afdeling van Joodse studies.  Dani Evers is opgevoed met openheid en verdraagzaamheid naar andere religies en andere mensen, vanuit dat perspectief heeft hij destijds meegeschreven voor het “Parasja-project” en daarna het “Mattheus-project”. Ook nu doe hij graag mee, om de Joodse manier van het lezen en het leren van de Schrift te belichten. 
De os en de ezelIn het eerste hoofdstuk van Jesaja horen we een hartstochtelijke oproep van de profeet om terug te keren tot de levende God. Jesaja profeteert in de achtste eeuw vóór onze jaartelling. Naast het koninkrijk Juda is er ook nog het tienstammenrijk Israël. Het gaat niet goed in die tijd. De profeet roept de leiders in Jeruzalem met ongekende scherpte op om naar Gods wil te leven. Hij spreekt hen zelfs aan als ‘leiders van Sodom’ en het Joodse volk als ‘volk van Gomorra!’ Het lijkt alsof er niets van de bijzondere band tussen God en zijn volk is overgebleven. Ze zijn zelfs nog stommer dan een rund en een ezel, zegt Jesaja in vers 3. Een os kent de stem van zijn eigenaar en een ezel rent naar de voerbak, als de boer eraan komt. Maar het volk van God luistert niet. Ondanks dat zij de wet hebben, naar de tempel gaan, offers brengen en hun handen uitbreiden om te bidden… het helpt niet meer, want God zegt: ‘Ik verberg Mijn ogen voor u’ (vers 15).
 
Geworden als Sodom en Gomorra
De profeet stelt met name sociaal onrecht aan de kaak: uw handen zijn met bloed bevlekt, helemaal rood zijn ze van het vergieten van onschuldig bloed (vers 15). Bovendien: naast de gebeden in de tempel buigen ze zich neer voor zichtbare beelden op heidense offerhoogten (vers 29,30). Zo is de trouwe stad Jeruzalem tot een hoer geworden (vers 21). Een hart dat gericht is op wat ík kan zien, waar ík iets aan heb, hoe ík winst kan maken en prettig kan leven, ook al gaat dat ten koste van de regels van God en van mensen die het minder hebben. Zó is Israël geworden als Sodom en Gomorra.
 
Geldt dit alleen Israël? Christenen die de God van de Bijbel hebben leren kennen door Jezus Christus lezen deze teksten ook en horen er een waarschuwing in aan ons aller adres. Als Sodom of Gomorra worden… dat gebeurt ook vandaag als je wél hoort wat God zegt, maar er niet echt mee leeft. ‘Was u, reinig u! Houd op met kwaad doen, zoek het recht! Help de verdrukte!’ (vs. 16,17). Wie dat niet doet en het ondertussen probeert goed te praten door veel te bidden en op religieus gebied offers te brengen, krijgt hier van God te horen: ‘dat is voor Mij een gruwel!’ (vs. 13). Ontstellend dat God zijn ogen kan bedekken en je niet meer wil zien!
 
Os en ezel als stille hint
We zullen vandaag niet moeten denken dat we beter zijn dan de mensen in de tijd van Jesaja. En ook niet dat christenen zich op dit punt kunnen verheffen boven het volk Israël dat op déze manier wordt aangesproken door God. Dat is in de christelijke kunst wel eens gesuggereerd, door expres een os en een ezel te schilderen in de stal waarin Jezus werd geboren. De os en de ezel als een stille hint voor het Joodse volk dat slechter wil luisteren dan zij en de liefde van God miskent. Maar wie eerlijk in de spiegel kijkt zal erkennen: die os en die ezel staan daar als waarschuwing, ook voor mij.
 
Vergeving
Als het aan mij ligt, zou ook ik als Sodom geworden zijn, gelijk geworden aan Gomorra. Wat Jesaja 1:9 uitdrukt geldt voor ieder die echt de wet van God naast zijn leven legt. Dat is de boodschap van Jesaja. Maar daar laat hij het niet bij. De profeet wijst op de levende God die een andere logica kent dan ik begrijpen kan: ‘Al zijn jouw handen rood van het vergoten bloed, Ik wil ze reinigen’ (vgl. vers 18). Prachtig hoe Dani Evers Psalm 130:4 hierbij betrekt: ‘maar bij U is vergeving, opdat U gevreesd wordt’. Dat is het geheim van Gods hart: pure en eenzijdige liefde. Daarom is er hoop! In de eerste plaats voor Israël, schrijft Paulus (als hij juist déze tekst uit Jesaja 1:9 aanhaalt in Romeinen 9:29). En voor wie naar déze stem van God wil luisteren.
 
Een open vraag
Prachtig, maar het roept nog wel een vraag op. Hangt het nu uiteindelijk af van wat ik wil en van mijn ommekeer, zoals Evers schrijft? Of is het zo dat God van zijn kant nooit zal breken met zijn volk, zoals Evers ook schrijft. Het leek me mooi om met deze vraag dit eerste stukje over Jesaja af te sluiten. Want we hebben gelegenheid om daar met dr. Dani Evers over door te spreken als hij over dit hoofdstuk met ons in gesprek wil gaan. Van harte uitgenodigd om daarbij aanwezig te zijn, volgende week dinsdagavond 9 april vanaf 19.00 uur in Ede.
.Michael Mulder is als wetenschappelijk medewerker verbonden aan het CIS. Daarnaast doceert hij Nieuwe Testament, Jodendom en ‘kerk en Israël’ aan de Theologische Universiteit te Apeldoorn en de Christelijke Hogeschool te Ede.
Gespreksvragen
Volgens Evers onderstreept Jesaja 1 de kracht van God, die anders is dan wat wij mensen vaak kracht noemen. Die kracht moeten we zoeken in Gods vergeving. Hoe komt deze nadruk, zoals Evers die in zijn bijdrage legt, bij u over?  Hoe verhouden zich volgens Jesaja 1 Gods nieuwe toewending naar de mensen tot de bekering die God vraagt in dit gedeelte? Op grond waarvan stelt de apostel Paulus dat er hoop is voor Israël, als hij Jesaja 1:9 citeert in Romeinen 9:29?De os en de ezel, die vaak te vinden zijn op afbeeldingen van de stal waarin Jezus geboren werd, zijn een stille hint naar Jesaja 1:3. Wat heeft die hint óns te zeggen? Waarover zou u aan dr. Evers een vraag willen stellen, als het gaat om het lezen van Jesaja 1? 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *